Onderdeel van de gedelegeerde verordeningen/ delegated acts van de Europese commissie voor groene/hernieuwbare waterstof is de tijdelijke correlatie. Tot 2030 moet per maand de herkomst van hernieuwbare energie aangetoond worden. Dezelfde hoeveelheid hernieuwbare elektriciteit moet in dezelfde maand opgewekt als verbruikt worden. Na 2030 moet dit per uur worden aangetoond. Waterstof producenten moeten elk uur bewijzen dat hun electrolyser alleen hernieuwbare energie heeft verbruikt die in dat uur is opgewekt.
Het invoeren van matching van opwek en verbruik op uurbasis zal de kosten van groene waterstof met meer dan 25% verhogen, zo blijkt uit deze studie. Onderzoekers vinden ook ‘weinig bewijs’ voor de rechtvaardiging dat de totale emissies van de energiesector zouden stijgen zonder dergelijke strikte regels.
Vanwege de eis rondom additioniteit: moet alle verbruikte elektriciteit zijn opgewekt door hernieuwbare projecten die specifiek zijn gebouwd om stroom te leveren voor de productie van groene waterstof. Dit komt voort uit de vrees dat de productie van hernieuwbare waterstof schone elektriciteit zou verbruiken die anders door het elektriciteitsnet zou zijn gebruikt, waardoor netbeheerders fossiele brandstof gestookte centrales moeten inschakelen om het tekort aan te vullen, wat de totale emissies zou verhogen.
Onderzoekers uit de VS en Duitsland hebben deze studie uitgevoerd om te zien welke invloed de uurlijkse temporele correlatie en additionaliteit zouden hebben op de productiekosten van groene waterstof. Ze concludeerden dat deze uurlijkse correlatie de kosten van groene waterstof met 27,5% zou verhogen, vergeleken met de jaarlijkse correlatie, waarbij beide scenario’s additionaliteit omvatten.
Hun modellering van gelijktijdigheid per uur toonde aan dat de kostprijs van groene waterstof (Levelized Cost Of Hydrogen) gemiddeld €4,58 per kilogram wordt, gebaseerd op windenergie prijzen in Duitsland tussen 2017 en 2020, maar onder het “flexibele” jaarlijkse gelijktijdigheid scenario zou het slechts €3,32 zijn. En de maandelijkse gelijktijdigheid eis van de EU, die loopt tot 2030, zou slechts ongeveer 10% hoger zijn dan in de flexibele scenario’s.
De studie, Flexible green hydrogen: The effect of relaxing simultaneity requirements on project design, economics, and power sector emissions, vond ook “weinig bewijs dat de productie van groene waterstof zonder een gelijktijdigheid per uur de emissies van de energiesector zou verhogen”.
De auteurs – Oliver Ruhnau, universitair hoofddocent aan de Universiteit van Keulen, en Johanna Schiele, voormalig fellow aan de Universiteit van Harvard die nu voor de Europese Commissie werkt – bevelen daarom “een flexibele definitie van groene waterstof aan, met een jaarlijkse additionaliteits-criteria en geen strikte gelijktijdigheid eis per uur”. Met andere woorden, producenten zouden alleen moeten bewijzen dat ze op jaarbasis dezelfde hoeveelheid hernieuwbare energie hebben ingekocht als de elektriciteit die ze elk uur hebben verbruikt voor de productie van de waterstof.
Het goede nieuws is dat er in 2028 nog een evaluatie plaats zal vinden vóór de invoering van deze regel. Die zou kunnen aanbevelen dat het niet doorgaat.
Bron: hydrogeninsight.com